Aleer deugd ons als genode gast
In ‘t bekken van haar kraambed past
Lijkt een langere pijntree voorgeplaveid
Die de hielen laat in verlies voor strijd,
Tot dit dolhuis een wees ten gunste baart:
Moederkrom, en wereldziek van aard.
Moederkrom, en wereldziek van aard.