Passage uit een ongeschreven elegie.
Verdoem
ik alle lettren of ben jij ze waard?
Doch
’t is m’n pen die niet van jou kan blijven
En
verdicht ik ‘n woord dat jouw wezen evenaart,
Leest
de afloop maar in ‘n jammerlijk schrijven.
En
welke lettergrepen mede ‘t slotrijm bepalen,
Niets
herhaalt zich tot de zin jouwer persoon
Of
echoot een woordenbrij in vastre vocalen,
Dan
nog klinkt je aanzien niet in de juiste toon.
Hoe
ik ook schrijf, verdicht of woorden zet -
Noch
inkt of verstand kan zich naar jou vormen;
Ach,
verdoem mij alle lettren van vers of sonnet
En
laat mij gezegend voor de knaagwormen.