donderdag 21 februari 2019

Gedicht uit de bundel Parels in Zilt en As.


Verdicht aan de dag,
Sedert hij haar zag,
Is hij in schoner wezen
Uit mijmering verrezen.

Zijn ontwaking ving,
Geen zoete begoocheling
Maar een vergleden fee,
Ver boven het wee

Leek ze pas ontloken,
In praal uitgesproken
En door bloei gehoord,
Geurde hij het woord:

Zon vlocht haar haren
Tot goud vergulde snaren,
En trilde in refrein
Regen tot zachtere schijn.

Ze had bedauwde lippen,
Alsof ochtend leek te nippen
Van natuurs groene mond,
Die zo de lente vond;

En stil in haar ogen,
Door diepblauw gebogen,
Zeeg een mistig meer
Van oneindigheid neer.

Voorwaar! Tover hing
Rond haar verschijning,
En dreef iedere kwel
Verder uit zijn gestel,

Want sedert hij haar zag,
Haar afdronk van die dag,
Is zijn mijmerende zicht
Uit ontwaking opgelicht.


maandag 11 februari 2019

Gedicht bij werk van Marcel van Eeden.


Hoor het bovene ploegen
En omgespit lijkt de zon,
Onder een vaal genoegen
Dat ’t van de goudster won
Vloot het bestorven geween
Weg in ‘n schim over ‘t loof,
Welke alles om ons heen
Met ‘n bleke teneur bestoof -
En zo geeft hij ons weer:
Duistre vlagen op perkament,
Welke ‘n natuur des te meer
Als z’n zuivre maker herkent.

zondag 3 februari 2019

Vers op maat bij werk van Erik Odijk e.a.















Geen moede of tanende bloemen,
Slechts schoonheid die fleuren gaart,
Lijkt in ‘t scheemlen te verdoemen
Op dit tuinmeer van steenen aard,
Danst het lover met krijten linten
Schouder aan schouder, hande in hande
In het aanzicht van de veele tinten
Zonder aarzlen hier de sarabande.