Het zit in hun aard hier om te jagen,
Al valt hun baasje veelal wel te buit
Aan hun warme blik vol welbehagen
Of aan den dans van hun natte snuit.
En heel soms staan hun oortjes recht,
Doch van geen kwaad zijn ze bewust,
Want geen pijn moet worden gehecht,
Daar hun liefde ied’re traan wegkust.
En maken zij het gaarne eens te bont,
Dan zoeken zij noest ‘t nodige vertier,
Zij het nu voor de kat of voor de hond:
Miauwoef heeft hét speeltje voor je dier.