Weg uit mijn heem zagen ze mij,
Ziek door kroes en mens’ zonden
Voer ik op de naweeën van het tij
Om ’t kwarts ginds te verwonden,
Doch het leedwezen ging ras heen,
Toen DierenLot me bezieling bood,
Doofde voorspoed het kille geween
En bewoog ik weer de azuren schoot.