Ofschoon uw ziel,
zwart gelijk uw haren,
De mythe binnen dit
steen doet bewaren
Ben ik alleen uit noeste
arrebeid gepuurd
En door veele, gulzige
blikken ommuurd,
Doch uw daden,
gespeend van goede wil,
Schilderden uiteindelijk
m’n beenderen kil
En vergrauwden m’n vel
tot wat thans rest:
Elks hongerig en versteend
ravennest.