Gelijk alles van
zielroerende pracht
Helaas bestemd is om
af te breken,
Worden ook wij naar
dit lot gebracht:
Een koude reis met
angst als deken.
Doch waarom valt
onschuld te beurt?
Des duivels weze deze
laffe barbarij,
Die alleen naar de
teloorgang geurt
Voor aard’, voor al, voor u en mij.