Ontsproten uit aarde zijn borst
Neem
‘k een weelderig figuur aan,
Dat
de moed van duizend zielen torst,
Wassend
door de wereldse waan
Brandt
mijn minzaam de woestenij -
Als
git zich door m’n wieren vlecht
Doof
ik ‘t gekrijs benee ‘t hemeltij,
Waar de heilige zijn
godsvuur aflegt.