Door ’t oog van het Byzantijnse rijk,
Waar
de sterveling al tot steenpoeder slaat
Gaapt
de ivoren troon waarop ik lijk
De
allermachtige te doemen voor z’n daad,
Die
met mommen ‘t hemelzicht doet pijnen
En
mij zonder tafereel lager achterliet,
Blijf
‘k in gewaad, schikgodin der Romeinen,
Voor
de koppensneller die mij te allen tijde ziet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats reactie