Gunt gij ons ‘n waare serafijn
En
zien wij noch zucht of tred
En
is haar haast enkel schijn,
Die
door hem hier is vastgezet?
Of
trof zij zijn gunstige hand -
En
bewoont ze geen stilleeven,
Doch
zweeft zij als Gods gezant,
In
een voile van mist gedreeven?
Ach,
laat de vraag niets gebaard -
Doch
gun ons louter wie zij is:
Een
zucht of tred van deez’ aard’
Of
een serafijn in een beeltenis?