‘Als een najaars-ure klinkt m’n vel:
Mistig
en voor een honingbij te laat,
Scheid
ik kunst van ’t aardse gestel
Kil-oogend,
met majestueuze naad
Ben
ik gepuurd uit ‘t zuiverste goed,
Geen
courtisane, geen afvallige macht
Doet
zich aan mijne vormen tegoed.’
Uit
de dame van ’t prinsengeslacht.