Thans in het laatste bekleedsel gehuld,
Doch
naakt aan grief: m’n éénge schuld
Wend
ik zonder huivere de oogopslag af,
Naar
hemel die waaks is over wee of straf
En
geef ik te zaliger moede doch verblijd
De
sterveling in mij aan dien bovense tijd.