Gedoogt
ze de talrijke misslagen
Welke
verwinteren op mijn bast,Niets kan d’r bloesem vertragen,
Geen regen giet zich in haar vast.
En hoezeer Zephyr haar schudt,
Zelfs petalen van ’n sterfelijke zij
Lijken op een lente-noen ingedut
En zo stilfleurt ze den dag voorbij.
Ook de duisterte der mensenschaar
Roert zich niet in haar aangezicht,
Want klaar van blaam en gevaar
Rijpt ze saam met ‘t almogend licht.
Tot avond schuift naar laatre ure,
En alles wikkelt in ‘n gitten japon
Lijkt mijn bast na een ouverture
Opgepoetst door Pamina haar zon.
Doch zodra den morgen trug wast
En dauw laat de bloesems kraken,
Voel ik haar weder rond m’n bast,
Als blommetjes gebed in een laken.
Dit is een gedicht als een stilleven, heb ervan genoten Rob.
BeantwoordenVerwijderen