Beticht mij eens en nog
heb ik jou lief.
Zeg hen dat ik jouw
schoonheid stal
Om mijn vers te
spijzen, maar bovenal
Om ieder te vertellen:
Zij is de dief.
Zij stal van zomer zijn
zwoele pracht
En ze heeft zich een
gewaad aangemeten
Dat nieuw is in staat
en onversleten
Weerzaam is als de
winter haar wacht.
Zo ook is haar lijfje
van zeldzame natuur,
Rank en bestand tegen
het rovende uur
En uitmuntend bewaard
als gestolen goed.
Terwijl ik je
schoonheid, je prille leven
Slechts gebruik om mijn
vers klank te geven,
Maakt mij geen dief, daar ik jou nu vergoed.