Viel je bij mij steeds
in het gemis
En ontbeerde ik wat ik
het liefste had
Dan was geen herfstregen
mij te nat
En werd ik overstelpt
door droefenis.
Doch ‘t hart heeft voor
de ander gekozen
En wat nu blijkt is dat
je nederlaag
Tot bloei komt als
doornen op een haag
Die niets verliest,
behalve zijn rozen.
Doch hoeveel
rozenblaadjes ik ook tel
Van geen geslachte
schoonte word ik onwel,
Niets doet mij of mijn
keuze teniet.
Je hebt me jouw smetten
toegekend
En dat toont aan wie je
thans bent:
Een geschandvlekte muze
zonder stem noch lied.