Ik houd van jouw ogen
des te meer
Nu ze bestemd zijn om
mij aan te kijken
Zie ik hoever onze
toekomst zal reiken,
Fortuinlijk zonder
smarten of enige hartzeer.
En gezegend is de reis
die we tegemoet gaan,
Het pad dat we gaan bewandelen
licht;
Zo liefderijk dat elke
donkerte zwicht
Onder je beeld van
ontluikend majoraan.
Zolang een geliefde een
liefde kent,
Zolang ik van jou en
jij van mij bent,
Zolang wentelt de aarde,
strijkt de zon neer,
Want de wijzer is niet
aan ons besteed,
Evenmin kent het lot
berouw of leed,
Zolang we saam zijn, zie ik in weinig steeds meer.