Tuim’lende wieken van lucht en rood
Gaven spijs in de wit-torende romp,
Welke eertijds de verse maling bood
Van koren, en zo de honger bekromp
Tot ieders maag overvol was gevuld
Besloot Tijd om ‘t gevlucht te belagen,
Doch niets treft hier één’ge schuld -
Gestaag hoor je de fijnste wiekslagen.
Wat mooi! voor mijn geestesoog doemt Don Quijote plots op, wanhopig op zoek naar zijn geliefde Dulcinea.
BeantwoordenVerwijderenFijn dat dit bij u wordt opgeroepen, waarde Satyricon.
BeantwoordenVerwijderenOpnieuw een prachtig gedicht op maat. Compact en zeer gevat. Zo fijnzinnig neergepend zodat men nog steeds de fijnste wiekslagen hoort.
BeantwoordenVerwijderenF.
Veel dank, waarde F.
BeantwoordenVerwijderen