Thans
toon ik hier mijn gelaat,
Gekneusde
stronk, waarin ‘t mom
Het
geraamte zijner natuur verlaat
En
vergroeit met eeuw’ge wasdom;
Zie
ik tegen het diepste beneden
Bladeren
uit des mensens mond
Die
walsen, zo het litteken kneden,
Bij elk sterven dat z’n ure
verkondt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats reactie