zondag 4 oktober 2015

Gedicht

Zeemeermin


Alweder bracht ik je naam naar voren,
Terwijl de boot een andere kant uitvoer
Sloeg wind de zeilen en voorbij de toren
Verloor men greep op ‘t balsturige roer.
En van land reisden wij verder heen,
Noch kon er iemand het anker slaan
Aan steen of hoop die allengs verdween
Uit alle ooghoeken van de oceaan.
En toen milderde ik je naam en sprak:
‘O lieden, wees niet meer in vrees.’
Ik borg haar behoedzaam eer een wrak
Ons omarmde en weder de zeilen hees.
En op vleugelloze wateren konden we varen
Tot ik met dromende lippen ‘t anker liet,
Zag ik benee de romp nog je rug en haren
Dieper fladderen in een meerminnenlied.


2 opmerkingen:

  1. De laatste twee regels 'zag ik benee de romp nog je rug en haren diep fladderen in een meerminnenlied' ademt pure zinnelijkheid en fijnzinnigheid. Waarde Dichter zachte ziel !

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank voor de mooie waardering, waarde Anoniem.

    BeantwoordenVerwijderen

Plaats reactie