Voor natuurs Arctische seizoenen,
Waar
rijm en rots elkander verzoenen
En
het schoon op de winter zijn leest
Iedere
wenk van ’t goudoog vreest,
Kan
men mij vinden in loden dracht,
Welke
mijn onrust heeft verpacht
Aan
de grillen van ‘t ondermaanse gelaat,
Dat
elk viermalig vorstelijk beslaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats reactie