Als
Neptunus’ eigenste nat,
Omprangd
door lofgeklater
Kiem
ik voort in ’t lentebad
Van
petaalen en amberwater
En
toont mijne levenskracht
Een
kleinre, vleeslijke aard,
Welke
mij uit profaane pacht
En
haare zwachtlen baart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats reactie