‘Liefde
taant en wat nog lonkt is haat’
Zo
klonk het uit jouw ketterende mond,
Die
niets dan heidense woorden verkondt
Zonder
dat het ergens geschreven staat.
Ik
weet immers, je hebt me nog lief,
En
geen aflaat kan dat ooit doen keren,
Noch
zal een predikant ons afzweren
En
ons van ‘t geloof stelen zoals een dief.
Wij
zijn geen afgoden of religieus goed,
Geen
iets dat enige toeval aandoet -
Ondeelbaar
zijn wij, gemaakt als één.
Schrijf
dat je niet meer om me geeft
Zonder
dat je hand ‘t ook maar begeeft,
Want
wat je zegt berust op een zonde alleen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Plaats reactie