In
‘n veldboeketje zag ik jouw aanschijn,
Hoe
volmaakt geef jij het evenbeeld weer
Van
rozen, viooltjes en één plantenveer:
Een
deugd ben jij hier in dit beeldfestijn!
Viooltjes
spelen om beide jouw wangen
En
‘n rozenknop vult ’t kuiltje van je kin,
Zo
dat ik niet alleen de mooiigheid min
Van
‘t landschoon dat in jou is gevangen.
Doch,
‘k vrees wanneer de blauwe lucht
Zijn
weide met kwade wolken bevrucht,
Dat
de teelt met onweer wordt besmet.
O,
God verhoede dat geen jouw aanschijn
Schoffeert
met droppels van ‘n kil venijn
Of
verkaalt tot een decemberboeket.